Artien Utrecht
(opgenomen in de essaybundel Artien Utrecht, Razende stiltes, In de Knipscheer 2022, p.21-28)
In de herinnering aan mijn jonge meisjesjaren glip ik bijna elke middag het huis uit om naar avontuur te zoeken in de wild begroeide tuin van een half afgebroken woning even verderop, waar ik op de overgebleven muren klim en proberen te balanceren, mij laten vallen op groezelige bodems om dan door het hoge gras mijn weg te vinden naar een open plek. Maar niets overtreft de opwinding van een dergelijke verkenningstocht als tijdens het klauteren en duwen donkere wolken zich snel samenpakken en er onder luid gedonder een tropische regenbui losbarst. In één oogwenk zijn mijn kleren doorweekt. Het geweld van de bui wist mijn gedachten uit, even verlies ik controle, maar dan voelt de op mijn lichaam dalende regen als een bevrijdende engel, die al mijn zweet wegwast en de duistere wolken naar andere oorden verjaagt. De muziek van het kletterende water op de stenen gaat op in het zware geruis van een massief woud van regenstralen – watergeweld dat bevrijdt. Mijn voeten zakken in een modderig bad dat nu tot boven mijn enkels reikt. Het deert me niet.
De euforie van mijn overwinning op de gevaarlijke hindernissen van de wilde tuin versmolt moeiteloos met de verwondering over de mij plotseling overvallende macht van het water. In het woeste water school voor mij geen gevaar, alleen maar een brute, maar gelukzalige aanraking. Het water kwam mij voor als het ultieme voorbeeld van onverstoorbaarheid: het stroomt vrij naar waar het heen kan gaan, zonder vrees, zonder terughoudendheid.
Van watersnood en tsunami’s had ik nog geen weet.
Als ik een vroege septemberochtend, tientallen jaren later, op de boot stap voor een dagtrip naar Teshima, doe ik dat met een zeker doel maar zonder een duidelijk beeld van wat me te wachten staat. Geen idee wat dat doel, de bezichtiging van het bekendste kunstwerk op het eiland mij gaat brengen. Meer dan dat het om een bijzondere installatie gaat, weet ik nog niet, en al helemaal niet dat die mij het universum van water in zal sleuren. Voorlopig vormt mijn enige associatie met het element water het klotsen van de zeegolven tegen de bodem van de ferry. Het weidse uitzicht op voorbijkomende rotsachtige eilandjes met plukken donkergroen, afgewisseld door de blauwgrijze contouren van verderaf gelegen gebergten, geeft een licht gevoel van onbegrensdheid. De reeks eilanden die de immense vlakte zeewater omzoomt, houdt de belofte in van een verrassende ontdekking.
Een lichte associatie met water, of beter gezegd waterdruppels, komt op als ik bij de ingang van het Teshima Art Museum een brochure over het te bezoeken kunstwerk in handen krijg. Het kunstwerk, eigenlijk een samengaan van kunst- én architectuur, heeft vanuit de lucht bezien de vorm van een reuzendruppel. En het museum? Dat blijkt die combinatie zélf te zijn. Het is geen plek waar diverse objecten worden tentoongesteld, maar een die samenvalt met één enkel kunstwerk. Het museum is een gebouw van architect Ryue Nishizawa. In de binnenruimte is de installatie van de vrouwelijke kunstenaar Rei Nato constant in beweging is: honderden eindeloos over de vloer rollende waterdruppels. Maar kan de open en lichte betonnen schelpconstructie die een vloeroppervlak van zestig bij veertig meter overspant, wel een gebouw worden genoemd? Lang sta ik er niet bij stil. Museum of geen museum, gebouw of geen gebouw, ik realiseer me dat deze vraag eigenlijk irrelevant is in een omgeving waarin bouwwerk, kunst en natuur als het ware samensmelten tot één happening.
Op de dag van mijn bezoek is het droog en licht bewolkt. De bezoekers hebben op verzoek van een gids hun schoenen buiten gelaten, keurig op een houten rek. Zodra ik door de menshoge ingang heen ben, openbaart zich de enorme binnenruimte onder het immense overkoepelende plafond van de schelp. Door twee grote openingen in het dak van de constructie kan de zon schijnen, de regen of sneeuw vallen en de wind waaien. In de schelp ontmoeten buiten en binnen elkaar. Er is geen binnen dat afgeschermd is van de luimen van het weer erbuiten. Mijn voeten stappen op de koude betonnen vloer, in voorzichtige tred zoals aanbevolen door een van de suppoosten, om de loop van het waterkunstwerk niet te verstoren. Ik moet proberen mijn voetzolen droog te houden. Op afstand zie ik bezoekers staan of op de grond zitten, sommige mijmerend, de meeste turend naar de grond. Nadat ik een droog plekje vloer heb uitgezocht, zak ook ik in zithouding, terwijl ik strak naar beneden blijf kijken. Vlak bij mijn grote teen verschijnt een kleine waterdruppel uit de vloer. Nadat deze zich tot een flinke bol heeft opgevuld, schiet hij weg om zich aan te sluiten bij de andere druppels die hij tegenkomt. Samen vloeien ze tot een plasje. Als ik mijn blik over een groter oppervlak laat gaan, zie ik plotseling overal druppels die soms in zigzaggende en soms in rechte lijn over de vloer rennen. Geen enkele druppel is als de andere. Sommige worden al gauw langwerpig als amoeben, met kop en staart, andere blijven langere tijd rond of neigen naar ovaal en weer andere vlakken af tot een minimeertje met twee of drie uitlopers. Enkele druppels bewegen zich pijlsnel, andere kruipen als logge torren die omzichtig in de weg zittende steentjes mijden. Waarom heeft de ene druppel meer haast dan de andere? Is het misschien omdat de ene gemakkelijker glijdt over een gladde natte ondergrond, terwijl de andere zich over een droog, grof stuk vloer moet spoeden? Soms zwenkt een druppel plotseling iets meer naar links of rechts, alsof hij zich bedenkt. Het is moeilijk je ogen af te houden van dit fascinerende schouwspel. Ik zie een bezoeker over de grond kruipen, een enkele of meerdere waterdruppels volgend tot aan een verderop liggende plas. Gezien vanuit een schuine hoek, bijna schrijlings over de vloer, oogt deze door het buitenlicht beschenen waterophoping als een schitterende zilveren plaat.
Waar komen de waterdruppels vandaan? Het is de bron onder de schelp, zo begrijp ik later, die het water onophoudelijk naar boven stuwt door de minuscule gaten in de vloer. Die heeft een onregelmatig, licht welvend oppervlak, afgewerkt met onzichtbare glooiingen. Op de laagste plekken ontstaan plassen, die bij een regenbui tot meren aanzwellen, en waar bij naar binnen schijnend zonlicht verdamping plaatsvindt. Ik stel me voor dat bij harde regen of een storm niemand het museum kan betreden. Ook stel ik me voor dat na een vloed het water langzaam weer de grond in zakt, langs dezelfde ragfijne gaatjes als waaruit verse waterdruppels uit de bron verschijnen.
Nog scherper dan bij binnenkomst in het museum zie ik nu dat er méér is dan slechts een ontmoeting tussen binnen en buiten, eerder vloeien ze in elkaar over. Water stroomt vrijelijk door de schelpconstructie, via de dakopeningen en de poreuze vloer. Buiten dringt van boven en onder naar binnen, en andersom.
Bronwater ontspringt en rolt waarop
zacht tikkende regendruppels kopje ondergaan in
de rimpels van een waterplas
wuivende bladeren, witgrijze lucht
Matrix is de werkelijke naam van het kunstwerk waarmee Rei Nato haar creatie heeft gedoopt. Dit vermeldt de catalogus die zowel achtergrondinformatie als beschouwingen en vooral veel foto’s over het museum bevat. Twee kunstexperts gissen hierin naar het waarom van deze raadselachtige naam. Immers, de kunstenaar zelf geeft hierop geen antwoord. Verwijst de term matrix naar de wiskundige notie van gelaagdheid en complexe onderlinge relaties in de natuur, en daarmee ook naar de kwetsbaarheid ervan, zo vraagt de een zich af. Of neigt de kunstenaar naar de biologische betekenis van de term als de moeder – letterlijk: moederbodem, kiemlaag of nagelbed – die de verbinding symboliseert tussen geboorte en ‘herinneringen aan voorbije levens’, zo filosofeert de ander.[i]
Matrix is in ieder geval een ode aan de ontelbare waterbronnen die Teshima rijk is. In de documentatie over het eiland lees ik dat het eens de meest welvarende plek in zijn omgeving was, met wel vier keer zo veel inwoners als nu. Totdat, nu bijna een halve eeuw geleden, jongeren naar nieuwe industriegebieden elders wegtrokken, de vruchtbare rijstvelden, visgronden en zuivelboerderijen aan de overgebleven ouderen achterlatend. Toen de bodem van de neerwaartse spiraal bijna was bereikt, ontdekte bovendien een groot bedrijf het eiland als uitgekiende dumpplaats voor zijn industrieel afval. Teshima kreeg de naam vuilnisbelt opgeplakt, het was verdoemd. Maar gelukkig niet voor altijd.[ii]
Wat de toerist van nu te zien krijgt is een waarlijk herboren Teshima. Dit dankzij een forse investering in ecologisch en economisch herstel met de moderne kunst als vlaggenschip, de Matrix aan top. Het kunstwerk is deel van een omvangrijk restauratieproject. Het pad naar het museum leidt langs uitzicht op nogmaals tot leven gebrachte rijstveldterrassen die, zo lijken de rijstvelden te beloven, teruggekeerde eilandbewoners van een bestaan verzekeren.
De ‘matrix’ van het waterkunstwerk raakt geleidelijk aan gedrenkt in een zee van soms botsende betekenissen van ‘water’. Het is moeiteloos te vatten wat water geeft en van tijd tot tijd soms onverwachts neemt: niet meer en niet minder dan het leven. Maar de raderen van het kunstwerk vertellen ook iets over hoe water loopt, stilstaat en zich laat vormen. Hoe is water, hoe gedraagt het zich? De Ierse dichter en filosoof John O’Donohue bezingt vooral zijn innerlijke schoonheid. Water is vol genade, veerkrachtig en zelfverzekerd. ‘Seldom pushing or straining/ keeping itself to itself/ everywhere along its flow/ all at one with its sinuous mind/ an utter rhythm, never awkward.’ [iii]
Het kronkelende brein van water, het zijn de bochten die het maakt met iedere onregelmatigheid van de onder- en zijflanken van de oneindige kuip waarin het wordt voortgestuwd. Maar O’Donohue kent water ook nederigheid toe, omdat het buigt naar de vorm die het omgeeft: ‘Let us bless the humility of water/always willing to take the shape/ of whatever otherness holds it.’[iv] Water verzet zich niet tegen ‘de ander’ die het in de weg zit, ongeacht zijn vorm en onbekende hoedanigheid. Het geeft mee. Maar nederig? Dat lijkt me een ontkenning van het metaforisch vermogen van water om onder alle omstandigheden zichzelf te blijven. De oerfilosoof van de gevechtsporten, Lao Tse, ziet in de meegaandheid van water juist zijn subtiele kracht. Gelijk een zeegolf die tegen de rotsen aan de kust slaat trekt het water zich terug om kracht te verzamelen voor de volgende aanval. Actievoerders van nu volgen de gevechtshelden die zich door deze oerfilosoof hebben laten inspireren. Ingefluisterd door de leuze #belikewater schieten de demonstranten in Hongkong watervlug door de straten, succesvol kat- en muis spelend met de politie. Hun methoden worden dankbaar door actievoerders elders afgekeken.[v] Het zal alles behalve een nieuw fenomeen zijn: water dat als tactische gids dient voor de guerrillastrijder.
Waar het water wordt geëerd om zijn fertiele vermogen, is de herinnering aan haar vernietigende kracht nooit ver weg. In Japan, en niet alleen daar. Omdat water levens koestert maar ook bruut kan wegrukken, worden de watergoden- en godinnen vooral gesmeekt om het in bedwang te houden. In de catalogus van het Teshima Art Museumkomt de kernramp van Fukushima, herinnerd als The Great East Japan Earthquake [vi], een paar keer voorbij. Als de catalogus wordt uitgegeven ligt de ramp nog kersvers in ieders geheugen. De duiding door de kunstexperts die aan het boekwerk hebben bijgedragen raakt de kern van wat Matrix verbeeldt of kan verbeelden. Of van wat Matrix zélf is. Het kunstwerk verbindt geboorte – het begin, de bron – met de herinnering aan voorbije levens, de levens van slachtoffers van De Grote Ramp, de daaraan voorafgaande rampen en de rampen die nog gaan komen. Ze verwijst naar de kwetsbaarheid van de natuur, maar staat ook zelf bloot aan de onnavolgbare matrix van natuurkrachten. Soms kreunt ze onder de hitte van de zon, een andere keer raken haar voeten geheel ondergedompeld in een uitdijende waterpoel en raast een tyfoon genadeloos over haar gebogen lijf. Fier als het verscholen ligt achter bomen op een heuveltop, wordt het kunstwerk niets bespaard. Matrix is geen watergodin. Eerder is ze een plaats van herinnering aan de helende en verwoestende eigenschappen van water.
Met kracht werpt ze me terug naar de tijd waarin het water zijn onschuld nog niet had verloren.
december 2019
[i] Noi Sarawagi in Naito, Rei/ Ryue Nishisawa, Teshima Art Museum, Fukutake Foundation, Japan 2019
[ii] Soichiro Fukutake, in Naito, Rei/ Ryue Nishisawa (2019)
[iii] O’Donohue, John, ‘In Praise of Water’ gedicht in To Bless the Space Between Us, Random House USA 2008
[iv] O’Donohue, John (idem)
[v] Greven, Coen en Garrie van Pinxteren, ‘Hongkong inspireert activisten Catalonië, in NRC, 19-20 oktober 2019
[vi] Noi Sarawagi en Chris Dercon in Naito Rei/ Ryue Nishisawa (2019)