Brief aan Anil (voordracht, 2022)

(Anil Ramdas)

In verkorte versie uitgesproken tijdens de literatuur- en muziekmiddag Live in De Poentjak, Den Haag, 9e aflevering, 4 december 2022

In opdracht, over een van mijn inspiratiebronnen.

Beste Anil,

Deze brief vliegt rechtstreeks naar je nieuwe verblijf in de paradijselijke denktuin waar je, zo stel ik me voor, dagelijks met de speelse goden converseert. Jouw goden dansen, zijn vrolijk en dartel, plagerig soms, maar altijd respectvol en nooit onbeleefd.  Ach ja, ik had de brief elf jaar of langer geleden moeten schrijven, dan was de post een lange reis bespaard gebleven. Maar in die tijd lag voor mij het schrijverschap nog niet in zicht. Ik was niet meer dan lezer.

Een trouwe lezer van je essays was ik. Boven alles herinner ik me je publicaties en lezingen  – ook je tv-programma’s op de VPRO, trouwens –  uit de jaren ’90 van de vorige eeuw.  Altijd keek ik reikhalzend uit naar je volgende essays in het NRC en De Groene Amsterdammer, en steeds opnieuw gaven ze mij een kick. Zij appelleerden aan mijn nieuwsgierigheid, zij vielen samen met mijn thematische voorkeuren, zij spoorden geheel met mijn afkeer van welke dogmatiek dan ook, en bovenal waren jouw essays een voorbeeld van stijlvol schrijven.

Het is duidelijk: voor jou is hetgeen wat je zegt even belangrijk als hoe je het zegt. Het hanteren van een literaire stijl van schrijven over multiculturele kwesties, over de Nederlandse koloniale geschiedenis, en vele andere zwaarwichtige zaken werd je handelsmerk. Meedogenloos kon je zijn in je afkeuring van geweld, onderdrukking en uitsluiting van mensen. Maar lomp werd je nooit. Wel scherp.

Zó zou ik het allemaal ook wel willen doen: dat stijlvolle, dat literaire.

Was ik toen misschien al heimelijk bezig met essays schrijven – althans, in gedachten? Ik weet het niet meer. Vele van je stukken heb ik in ieder geval in mijn hoofd opgeslagen, en bovendien ook letterlijk, in mijn boekenkast en in mijn knipselarchief. Ik wilde en wil ze ten alle tijden, wanneer nodig, tevoorschijn kunnen halen.

Het persoonlijke was in hetgeen je schreef nooit ver weg, altijd knap verweven met het sociale, het culturele, het politieke. En het religieuze, moet ik erbij zeggen. Juist als agnosticus had je een open verhouding tot alle godsdiensten in de beleving van hun kern en van hun rituelen. Vaak verbond je dat met de context waarin je zelf was opgegroeid in Nickerie, in een gezin van brahmaanse ouders die de hindoegodsdienst op een wonderlijke, seculiere manier beleden.

Denkend aan dat persoonlijke schiet mij jouw kleinste boekje te binnen: je novelle Het besluit van Mai. Fictie, ook dát beheerste je blijkbaar goed:

je liefdevol inleven in het hoofd en het hart van een traditionele hindoestaanse vrouw-moeder die het heft in eigen hand neemt om het beste te maken van haar leven en dat van haar dochter. Ik heb me altijd afgevraagd waarom dit juweeltje, naar ik weet, zo weinig lezersaandacht heeft getrokken.

Het koloniale is in jouw essays nooit ver weg. Vlijmscherp zijn je analyses over de kerneigenschappen en de maatschappelijke doorwerking daarvan in het heden. Met groot gemak en uiterst goed navolgbaar schetste je hoe de menselijke ervaring tot in de kleinste details verbonden is met het wereldomvattend historische proces dat het kolonialisme was. In een van mijn eigen essays over de achtergronden van het hedendaags racistisch denken heb ik dankbaar kunnen verwijzen naar je boeiende Den Uyl lezing uit 1993: ‘Ethiek als vitaal belang’.              

Geestigheid tekent vele van je artikelen die je als correspondent voor de krant uit India schreef. Van deze serie heb ik enkel één bewaard, en wel je artikel over de problemen van de schoen in India. “Nog maar vijftig jaar geleden liep bijna iedereen in India op blote voeten, niet zozeer uit armoede maar als uiting van respect voor Moeder Aarde”, zo begon je je verhaal. Het werd een wetenswaardig stuk over de betekenis van voeten en schoeisel in India: over het mystieke, alledaagse en het erotische van de voet, met hier een vleugje geschiedenis en daar een brokje  antropologie. Een verhaal dat me uiterst vrolijk stemde.

Later begreep ik dat niet iedereen blij was met je correspondentschap in het land waar je grootouders vandaan kwamen. Want het journalistieke vak vulde je wel op een heel eigenzinnige manier in, zo hoorde ik van iemand uit de krantenwereld, die het dus beter kon weten. Toch deed juist – je raadt het al –  die eigenzinnige manier mij aan je artikelenserie verslingerd raken.

Niet lang na je terugkomst uit India verloor ik je uit het oog. Werkperikelen eisten al mijn aandacht. Tegelijkertijd begreep ik dat het jou bij vlagen minder goed verging, en dat geleidelijk aan in je schaarser geworden publicaties het sprankelende uit de jaren ’90 was verdwenen.  Maar toen, toen was daar opeens ‘BADAL’. Omdat ik deze autobiografische roman van je hand niet onmiddellijk na verschijning heb kunnen lezen, overviel mij datgene dat minder dan een jaar daarna kwam, met grote hevigheid: het mediabericht over je dood. Dit bericht sloeg in als een bom onder je lezers- en kijkerspubliek. Jouw tragisch zelfgekozen levenseinde heeft mij nog wekenlang in totale verbijstering gehouden. Hoe kan dit? Waarom?

In het verwarrende en rommelige heden, bij iedere brij akeligheden die de alomtegenwoordige media over ons heen stort,  denk ik vaak: wat zou Anil hiervan denken? Hoe zou Anil hierover hebben geschreven?

Alle trends waar jij sinds begin van deze eeuw in teleurstelling en pijn over struikelde, hebben zich verdiept. De wisselende multiculti agenda’s ten spijt zijn uitsluiting en racisme allerminst weg gevlakt. Het Wilders-populisme dat jij van nabij hebt meegemaakt verbleekt in grimmigheid en gekte bij het ‘nieuwe rechts’ dat ons heden ten dagebedreigt. En de op nostalgisch drijfzand gebaseerde en enkelvoudige collectieve identiteiten waar jij zo’n hekel aan had, hebben zich meer en meer naar binnen gekeerd.

Jouw stem in het debat wordt erg gemist, juist nu.

Beste Anil, in deze brief heb ik je verteld wat ik je moest vertellen. Ik prijs me gelukkig met de inspiratie die ik uit je werk put. Terwijl jij verder in volle vrijheid filosofeert met je denktuin-goden, laaf ik mij hier aan de energie en creativiteit van mijn eigen goden, mijn schrijfgoden. En die worden zo nu en dan door de jouwe ingefluisterd.   

Een warme groet van me, ciao,

Artien

eind november 2022